0%

Wat te doen bij ontbinding door turboliquidatie van een debiteur

Turboliquidatie is voor schuldeisers van een vennootschap vaak een doorn in het oog. Ten eerste omdat turboliquidatie ook kan als de vennootschap nog schulden heeft. En in de tweede plaats omdat het niet verplicht is om aan te kondigen dat de vennootschap zal worden geliquideerd. Daardoor komt de turboliquidatie voor schuldeisers vaak als een verrassing als zij ineens worden geconfronteerd met een debiteur die niet meer bestaat.

Een turboliquidatie is een snelle manier om een vennootschap te liquideren. Het enige dat hiervoor nodig is, is een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot ontbinding van de vennootschap. Door dat besluit houdt de vennootschap direct op te bestaan. Vervolgens dient de ontbinding alleen nog te worden ingeschreven bij de KvK.

De aandeelhouders en het bestuur van een vennootschap kunnen dit zelfstandig en in stilte regelen. Er vindt geen toetsing door een onafhankelijke derde plaats.

Onder de huidige wet- en regelgeving hebben schuldeisers drie mogelijkheden om actie te ondernemen wanneer zij onaangenaam worden verrast door de turboliquidatie van een debiteur.

1. Heropening vereffening

Turboliquidatie is alleen toegestaan als de vennootschap geen baten meer heeft. Als na de turboliquidatie blijkt dat de vennootschap nog wél baten had, kunnen belanghebbenden op grond van artikel 2:23c lid 1 BW de rechtbank verzoeken de vereffening te heropenen.

In geval van heropening “herleeft” de vennootschap, maar uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. Er wordt dan een vereffenaar aangesteld die dit dient te verzorgen.

Constateert de vereffenaar dat de schulden de baten van de vennootschap (vermoedelijk) overstijgen, dan moet hij het faillissement van de vennootschap aanvragen tenzij alle bekende schuldeisers instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement.

2. Faillissementsaanvraag

Een schuldeiser kan er ook voor kiezen om af te zien van het heropenen van de vereffening en in plaats daarvan direct het faillissement van de ontbonden vennootschap aan te vragen. Als aannemelijk is dat de schulden hoger zijn dan de baten, is deze route sneller en doelmatiger.

Over de aanvraag van het faillissement van een ontbonden vennootschap schreef ik eerder deze bijdrage waarin ik ook heb toegelicht welke voorwaarden hiervoor gelden.

Als de ontbonden vennootschap alsnog failliet wordt verklaard, wordt er een curator aangesteld die onderzoek zal doen naar de toedracht van het faillissement en naar eventuele misstanden.

Het voordeel van deze route is dat de procedure voor een faillissementsaanvraag relatief eenvoudig en snel is. De kosten hiervan zijn te overzien. Bovendien kan het arbeidsintensieve werk aan de curator worden overgelaten, wat ook weer scheelt in de kosten. Daarnaast heeft een curator meer onderzoeks- en pressiemogelijkheden dan een individuele schuldeiser in de regel heeft.

Het nadeel van een faillissement is dat het maar de vraag is of dit zal leiden tot vergoeding van eventuele schade. In de praktijk geldt voor de meeste faillissementen dat er geen uitkering kan worden gedaan aan de schuldeisers.

3. Aanspreken bestuur

De derde optie is de mogelijkheid om het bestuur van de ontbonden vennootschap aansprakelijk te stellen op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Op die manier kan een schuldeiser zelf – rechtstreeks, in plaats van via een faillissement – schadevergoeding vorderen.

In de heersende jurisprudentie wordt (in hoofdlijn) onderscheid gemaakt tussen twee situaties:

1)     Het bestuur kan aansprakelijk zijn wanneer het heeft gehandeld namens de vennootschap bij het aangaan van een verbintenis terwijl het bestuur wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden. Dit is bepaald in het Beklamel-arrest.

2)     Het bestuur kan aansprakelijk zijn wanneer het heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Dit is bepaald in het arrest Ontvanger/Roelofsen.

In beide situaties is vereist is dan dat het handelen of nalaten van het bestuur ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat het bestuur daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit is bepaald het arrest NHB/Oosterhof.

Onlangs heeft de Rechtbank Den Haag zich nog gebogen over een dergelijke kwestie. De schuldeiser in die zaak had een gerechtelijke procedure tegen de vennootschap gevoerd. De vorderingen waren toegewezen en de vennootschap was veroordeeld tot betaling. Daarna heeft de schuldeiser in meermaals executoriaal beslag gelegd op onder andere de bankrekeningen, maar het is uiteindelijk niet gelukt om betaling af te dwingen. Vervolgens werd de vennootschap eind 2021 ineens ontbonden door middel van turboliquidatie.

In de procedure wordt het bestuur allerlei verwijten gemaakt. De schuldeiser stelt onder meer dat het bestuur wist dat de vennootschap haar facturen niet zou kunnen betalen. Andere verplichtingen zouden wel zijn betaald terwijl deze schuldeiser onbetaald is gelaten. Ook is de jaarrekening te laat gedeponeerd en zou de administratie niet op orde zijn. Verder zou het bestuur de bankrekeningen van de vennootschap steeds leeg hebben gehaald zodat de daarop gelegde beslagen geen doel troffen. En de vennootschap is ontbonden terwijl er nog schulden waren.

Het is aan de schuldeiser om haar stellingen te bewijzen en dat is vaak heel lastig. Een buitenstaander kan immers niet zomaar achter de deur kijken. Buiten faillissement heeft een schuldeiser geen toegang tot de administratie. Je kunt niet zien wat er op de bankrekeningen van een ander gebeurt en je hebt geen zicht op de plannen en prognoses. Over het laatste verkorte boekjaar voorafgaand aan de turboliquidatie hoeven geen jaarstukken te worden opgemaakt.

Ook in deze procedure redt de schuldeiser het niet. Het lukt de schuldeiser niet om haar stellingen te bewijzen en de vorderingen worden afgewezen. 

Het blijkt in de praktijk dus nog niet zo eenvoudig voor een schuldeiser om het bestuur succesvol aan te spreken. Dat voelt bijzonder onrechtvaardig.

De rechtbank merkte in deze zaak ook op dat de kwestie onder de nieuwe wetgeving wellicht anders zou zijn beoordeeld. Aangevoerd is immers dat de administratie niet op orde was en dat de jaarrekeningen niet (tijdig) zijn gedeponeerd.

Wijzingen na invoering nieuwe wetgeving

Er komt nieuwe wetgeving aan die de positie van schuldeisers bij een turboliquidatie beter beschermt. Daartoe is op 14 maart 2023 het wetsvoorstel Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie aangenomen door de Eerste Kamer. De nieuwe wet zal op 15 november 2023 in werking treden.

Onder de nieuwe wetgeving is het bestuur van een vennootschap die wordt beëindigd middels een turboliquidatie, verplicht om diverse documenten bij de Kamer van Koophandel te deponeren. Het gaat dan om onder meer:

  • een balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de vennootschap is ontbonden en over het voorgaande boekjaar (voor zover over dat jaar nog geen jaarrekening is gedeponeerd);

  • een beschrijving van 1) de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding, 2) de manier waarop de baten zijn gerealiseerd en de opbrengsten zijn verdeeld en 3) van de redenen waarom schuldeisers onbetaald zijn gebleven; en

  • de jaarrekeningen over de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar van de turboliquidatie, voor zover nog niet gedeponeerd. Ook zal het bestuur direct nadat deze deponeringen zijn gedaan, daarvan schriftelijk mededeling moeten doen aan de schuldeisers.

Onder de nieuwe wetgeving is turboliquidatie niet zonder risico voor het bestuur. De rechtbank kan namelijk een bestuursverbod opleggen aan de (gewezen) bestuurder die:

  • de hiervoor genoemde voorschriften niet heeft gevolgd;

  • doelbewust namens de vennootschap handelingen heeft verricht of nagelaten waardoor één of meer schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld; of

  • in de twee voorafgaande jaren ten minste twee keer eerder betrokken was bij een faillissement of een turboliquidatie en daarvan een persoonlijk verwijt treft.

Onder de toekomstige wetgeving wordt het bestuur dus meer gedwongen om de ontbindingsprocedure naar behoren te doorlopen. Schuldeisers krijgen meer zicht op wat er precies aan de hand is en kunnen beter bepalen of het zinvol is om actie te ondernemen en, zo ja, op welke manier.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op HERO.