0%

Verzoek tot aanstelling van een herstructureringsdeskundige in een WHOA-traject; misbruik van recht?

Op 21 april 2023 werd het vonnis gepubliceerd dat de Rechtbank Rotterdam heeft gewezen naar aanleiding van een verzoek tot aanstelling van een herstructureringsdeskundige in een WHOA-traject.

Nadat in een eerder stadium al een verzoek om een afkoelingsperiode werd afgewezen, verzochten de schuldenaren om de aanstelling van een herstructureringsdeskundige hetgeen op grond van artikel 3d lid 2 Fw alsnog leidt tot een afkoelingsperiode.

Verzoeksters in deze zaak waren zeven besloten vennootschappen. Zij hebben op 29 april 2022 een startverklaring in het kader van de WHOA gedeponeerd, initieel met de bedoeling een liquidatieakkoord aan te bieden. Tegelijkertijd hebben verzoeksters verzocht om een afkoelingsperiode te gelasten. Dit verzoek werd echter afgewezen waarna Rabobank de faillissementen van verzoeksters heeft aangevraagd.

Op de datum waarop de behandeling van de faillissementsverzoeken gepland stond, hebben verzoeksters een verzoek ingediend tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige. Daarbij hebben verzoeksters ook aangegeven dat de voorkeur inmiddels uitgaat naar een reorganisatieakkoord.

Rabobank is van mening dat slechts om de aanstelling van een herstructureringsdeskundige wordt gevraagd om op oneigenlijke wijze te bewerkstelligen dat de eerder afgewezen afkoelingsperiode er – op de voet van artikel 3d lid 2 Fw – toch komt. Rabobank vreest dat zij wordt benadeeld en heeft aangegeven niet te zullen instemmen met enig akkoordvoorstel. 

Een verzoek tot aanstelling van een herstructureringsdeskundige kan worden toegewezen wanneer is voldaan aan twee vereisten. Ten eerste moet de schuldenaar verkeren in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij insolvent zal raken. In de tweede plaats moet blijken dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend bij de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige. Het laatste is aan de orde wanneer de schuldenaar het verzoek zelf indient of het verzoek gesteund wordt door een meerderheid van de schuldeisers. Nu het verzoek door verzoeksters zelf is gedaan, is aan het tweede vereiste voldaan.

Ter zake van het eerste vereiste overweegt de rechtbank dat verzoeksters (nog) niet in zodanige financiële problemen verkeren dat zij voldoen aan de ingangstoets van artikel 370 Fw. Gelet hierop zou het verzoek tot aanstelling van een herstructureringsdeskundige in beginsel moeten worden afgewezen. Maar, zo overweegt de rechtbank, de aanstelling van een herstructureringsdeskundige en de schorsing van lopende faillissementsaanvragen kunnen dienstig zijn aan de totstandkoming van een herstructurering. Anders dan Rabobank heeft aangevoerd, meent de rechtbank dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid.

Het verzoek tot aanstelling van een herstructureringsdeskundige wordt toegewezen. De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat een akkoordprocedure zinvol is. Tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat een akkoordprocedure de schuldeisers meer zal opleveren dan faillissementen. De rechtbank gelast daarom een afkoelingsperiode van zes weken die niet verder strekt dan de schorsing van faillissementsverzoeken. De herstructureringsdeskundige krijgt onder meer de instructie om op korte termijn in kaart te brengen of een akkoord binnen afzienbare tijd haalbaar is.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op INS Updates van Boom Uitgevers Juridisch