Onlangs is er een gerechtelijke uitspraak gedaan in een van de procedures die zijn gevoerd inzake de Lips-faillissementen.
De curatoren in het faillissement van Cerentino B.V. hebben jegens de in België gevestigde vennootschap Crescendo Belgium N.V. de pauliana ingeroepen ter zake van een samenstel van rechtshandelingen. In eerste aanleg zijn de curatoren in het ongelijk gesteld maar het Hof ’s-Hertogenbosch was hen gunstiger gezind.
Omdat de paulianavordering rechtstreeks voortvloeit uit het faillissement, oordeelt het hof ex artikel 3 IVO (oud) dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. Vervolgens wordt geoordeeld dat ingevolge artikel 4 lid 2 onder m IVO (oud) Nederlands recht van toepassing is.
De curatoren hebben hun pijlen gericht op een specifieke overeenkomst. Het hof volgt het standpunt van de curatoren dat die overeenkomst de eerste schakel vormde in een samenstel van rechtshandelingen waarmee werd beoogd (de waarde van) een villa over te hevelen zonder dat Crescendo daarvoor zou hoeven betalen.
Vaststaat namelijk dat dezelfde natuurlijke persoon als (indirect) bestuurder betrokken was bij alle bedoelde rechtshandelingen. Alle transacties hebben in een kort tijdsbestek plaatsgevonden. Verschillende aktes hebben nagenoeg gelijkluidende inhoud en een identieke koopprijs. Het legitieme doel van de transacties blijkt niet uit de aktes, maar de aktes zijn opvolgend genummerd hetgeen de indruk wekt dat deze min of meer tegelijkertijd zijn opgemaakt.
Het hof stelt tevens vast dat (het aangaan van) de overeenkomst een onverplichte rechtshandeling ex artikel 42 Fw betreft. Als de overeenkomst niet was gesloten, had de villa (althans de overwaarde) zich nog in de boedel van Cerentino bevonden zodat de gezamenlijke crediteuren zich daarop hadden kunnen verhalen. Thans resteert echter slechts een oninbare vordering op een gelieerde entiteit. Derhalve oordeelt het hof dat de gezamenlijke crediteuren zijn benadeeld.
De curatoren hebben uitvoerig beargumenteerd waarom er sprake was van wetenschap van benadeling en het hof gaat daarin mee. Toen de overeenkomst werd gesloten, waren het faillissement en het tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien voor zowel Cerentino als Crescendo. Beide vennootschappen werden destijds (indirect) bestuurd door dezelfde persoon.
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat Crescendo ook een beroep heeft gedaan op artikel 13 IVO (oud). Het hof gaat daar echter niet in mee en oordeelt dat niet is gebleken dat de gewraakte rechtshandeling onder het Belgische recht niét paulianeus zou zijn. Daarom staat deze bepaling niet in de weg aan toewijzing van de vordering van de curatoren.
Vanwege het voorgaande verklaart het hof voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd en dat de overwaarde die zich nog op de kwaliteitsrekening bij de notaris bevindt, moet worden uitgekeerd aan de boedel van Cerentino.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op INS Updates van Boom Uitgevers Juridisch
Lees meer over: